Div

Impuls aankoop

Al tijden keken zowel Hessel als ikzelf vaak op Funda voor het geval we de lotto zouden winnen en droomden we weg bij huizen van 2 miljoen of meer in Amsterdam. In onze droom hadden we een huis dat ruim was, met een ligbad voor Annie, een tuintje voor Hessel, liefst een apart pand –niet standaard doorzon-, liefst een rommelhok om te klussen voor Hessel, liefst nog iets te verbouwen, liefst een beetje rustige buurt, en Annie’s grootste droom was een huis waarin mensen zomaar konden binnenwaaien, mee kunnen eten, gezellig kunnen blijven plakken aan de keukentafel in een woonkamer, en had ik al gezegd dat het liefst een beetje groot moest zijn…
Op dinsdag 26 januari was Hessel voor de lol aan het zoeken op 150m+ met een tuintje onder de vijf ton.

IMG_0165

Een pand in Haarlem popte op. Het zag er idioot uit, maar wel groot. En er viel wat te klussen. Ik (Annie) zei meteen dat dit absoluut geen optie was. Want het was in Haarlem in de Kleine Houtstraat. Dat was de straat waar wij vroeger bij snackbar het Snorretje na klassenavonden een frietje gingen eten, en meestal ook overgeven in de Groenendaalsteeg. Kwam bij dat die straat vol lag met spuiten en junken. Kwam bij dat ik nooit in Haarlem zou gaan wonen, want ik was op m’n 17e weggegaan uit Heemstede om nooit meer terug te keren. Het zou een teruggaan betekenen naar mijn jeugd en dat ging nooit gebeuren. En die straat was eng. En had ik al gezegd dat het nooit zou gebeuren?

Hessel wilde zeker niet in Haarlem gaan wonen. Hij was daar de afgelopen jaren vaak bij zijn Tante Willie geweest, en de kleinburgerlijke benauwdheid van haar buurt benam hem alle interesse in die stad.

Op woensdag 27 januari ging ik lunchen met onze gemeenschappelijke vriendin Barbara in Amsterdam. Ik vertelde haar van het huis in Haarlem. Dat was dat natuurlijk nooit zouden doen. Barbara snapte het helemaal, al was het enkel omdat Hessel nooit zijn geboortehuis in Amsterdam zou verlaten. Het woord “nooit” viel ook deze lunch nogal vaak.

Thuisgekomen zei ik tegen Hessel dat ik deze week wel graag nog een keer een wandeling in de natuur of iets wilde maken, want ik zou de maandag erop, 1 februari, bij Dawn beginnen met een nieuwe klus.

Donderdag 28 januari zei Hessel toen ik thuiskwam van de schoonheidsspecialiste dat we een natuurwandeling gingen maken. In de buurt van Haarlem.

We stapten giechelend in de auto, naar ‘de stad van nooit’. Aangekomen in Haarlem liepen we nog steeds giechelend door de straat. Zowel aan het begin van de straat als in het midden bleek een seks shop te zijn. Dus dat was een goed begin. De zon scheen. Het straatje leek er eentje uit Anton Pieck te zijn. Mooi opgeknapte geveltjes, kleine schattige winkeltjes, mooie bloemen, een wonderschone stadstuin waar een serene rust hing, bloeiende bomen. Maar gelukkig wist ik al zo zeker dat we hier nooit gingen wonen. We liepen door en zagen het pand. We keken naar binnen.

Ik wist dat ik naar onze gezamenlijke toekomst keek. Ik zag het. Ik voelde het. Opeens werd mijn doorgaans harde kop, helemaal zacht van binnen. Ik voelde dat Hessel onze toekomst ook zag, maar we hielden ons groot en kregen de slappe lach.

Ons pand lag naast een seks videotheek. Ik vond het heel kneuterig. We gingen naar binnen om te kijken of we er last van zouden hebben. Twee aardige dames stonden ons aan de counter te woord –dachten eerst dat we swingers waren- , vertelden honderd uit dat we echt nergens last van zouden hebben. Een lief oud meneertje liet een bonnetje zien en een van de dames zei “loop maar door hoor Henk”. We gingen opgetogen naar buiten, en daar heeft Hessel me er op gewezen dat de twee aardige dames waarschijnlijk twee aardige heren waren. We liepen de rest van de straat door. Een sprookjeswinkel, een kapper, een visagisten winkel, een ayuveda winkel, een sterrenrestaurant en op de hoek -het zal toch niet- een makelaar. Nou ja, ook toevallig, het was de verkopende makelaar van het huis dat we nooit zouden kopen.

Omdat het toch een lollige dag was gingen we naar binnen. Of we even de sleutel mochten om te kijken. Dat mocht. We gingen het pand in en vroegen honderuit. Toen we naar buiten liepen waren we verliefd. Maar we vermanden ons. Want dit zouden wij nooit doen. Nooit.

Wel belde ik mijn oudste broer en vader of we zondag op Familieberaad konden komen.

De volgende dag ging Hessel terug om foto’s te maken. Hij sprak ook uitgebreid met de buurman. Opeens hoorde hij een moeder en dochter in de achtertuin zeggen “en dit wordt dan de woonkamer”. IMG_1983

Dat was niet de bedoeling! Want wij zouden dit nooit kopen, maar iemand anders moest het natuurlijk ook niet gaan doen! Hessel belde snel Onno, de makelaar waarmee hij indertijd het huis van Tante Willie zo goed verkocht had. Het werd een spannend weekend opeens. Het familieberaad verliep meer dan voorspoedig en die maandag, 1 februari deden we een bod op een huis dat we een week daarvoor nooit zouden kopen. Vrijdag 5 februari zat ik met vriendin Sarah te lunchen in de Plantage. We moesten die middag een bod doen. Want er waren anderen (terwijl er sinds juli niets meer was gebeurd). Wat moesten we doen? Hoe hoog? Wilden we dit echt? Hoe moest dat eigenlijk een huis kopen? We hadden geen idee.

Mijn financieel adviseur had me 3 februari al laten weten dat ik nooit een hypotheek zou kunnen krijgen omdat ik nog niet lang genoeg freelancte, dus alles wees erop dat dit goed zou komen (…). We deden een bod. En het werd geaccepteerd.

Ik ging toch naar de bank en heb een maand lang alle gegevens overlegd die er maar te vinden zijn om te bewijzen dat ik ‘bankable’ ben. Wij aten die maand ’s avonds elke avond een Valdisper en een Advil 400 liquidcap, omdat we anders niet konden slapen. Overdag werkte ik bij Dawn en na de werkdag begon het avondprogramma dat bestond uit het toelichten van documenten en inscannen van gegevens.

Hessel ging ondertussen aan de slag met de taxateur, bouwdeskundige, Gemeente archief, 3d tekeningen, en wat al niet meer. We hadden gelukkig een hotline met mijn oudste –financieel onderlegde- broer, die alles uitlegde en relativeerde en het net als wij een machtig avontuur vond. Over alles moest nagedacht worden en beargumenteerd en onderbouwd.

Op 3 maart was het hoge woord eruit: ja, we konden het financieren. Ja het huis werd van ons. Toen we het hoorden keken we elkaar wezenloos aan.

Het voelde zo natuurlijk, zo logisch. Zonder het te kunnen onderbouwen, beargumenteren of over na te denken wist ik zeker: dit moest zo zijn.

Er is een huis in Haarlem, met een tuintje, met een woonkamer groter dan mijn hele huis in Amsterdam, met een rommelhok, een ligbad en genoeg mogelijkheden om te verbouwen, een woonkeuken waar iedereen zomaar binnen kan waaien. En had ik al gezegd dat het vrij groot is?

Het is ons huis. Van ons samen.

Onze toekomst ligt daar op ons te wachten.